Acts 6

1En in dezelfde dagen, als de discipelen vermenigvuldigden, ontstond een murmurering der Grieksen tegen de Hebreën, omdat hun weduwen in de dagelijkse bediening verzuimd werden.
 in dezelfde Namelijk als de apostelen in de gevangenis geworpen waren geweest.
,
 der Grieksen Grieks Hellenistai. Dezen waren Joden van afkomst en godsdienst, maar werden Grieksen genaamd, omdat zij in de verstrooiing in de Griekse of heidense landen geboren waren, en omdat zij de Griekse taal en overzetting des Bijbels gebruiken, die daarna bekeerd zijn tot de Christelijke religie. Zie Act 9:29 , en Act 11:19-20 . Doch de andere Joden, die den Hebreeuwsen Bijbel gebruikten, werden Hebreën genaamd. Zie ook 2Co 11:22 .
,
 bediening Grieks Diakonia; klagende, namelijk òf dat hunne weduwen tot den dienst der armen niet mede gebruikt werden, òf dat hun arme weduwen zo wel niet verzorgd werden als de weduwen der Hebreën.
,
 verzuimd werden Grieks overgezien.
2En de twaalven riepen de menigte der discipelen tot zich, en zeiden: Het is niet behoorlijk, dat wij het Woord Gods nalaten, en de tafelen dienen.
 behoorlijk, dat Grieks behagelijk; dat is, ene zaak, die ons niet kan behagen.
,
 nalaten, en Namelijk omdat wij verhinderd zijnde door de bediening der armen, het prediken van Gods Woord, waartoe wij voornamelijk geroepen zijn, zo dikwijls en zo bekwamelijk niet kunnen waarnemen.
,
 tafelen dienen Namelijk aan welken het geld en de spijs tot onderhoud der armen gebracht en uitgedeeld werd, of ook de vriendelijke maaltijden en het Avondmaal onder de Christenen gehouden werden; Act 2:46 .
3Ziet dan om, broeders, naar zeven mannen uit u, die goede getuigenis hebben, vol des Heiligen Geestes en der wijsheid, welke wij mogen stellen over deze nodige zaak.
 Ziet dan om, Dat is, kiest zeven mannen uit tot den dienst.
,
 des Heiligen Dat is, der gaven van den Heiligen Geest, nodig om zulken dienst met getrouwheid en voorzichtigheid uit te voeren.
,
 stellen over Dat is, instellen.
4Maar wij zullen volharden in het gebed, en in de bediening des Woords.
 volharden in Dat is, gedurig en sterk aanhouden; Act 1:14 .
5En dit woord behaagde aan al de menigte; en zij verkoren Stefanus, een man vol des geloofs en des Heiligen Geestes, en Filippus, en Prochorus, en Nicanor, en Timon, en Parmenas, Nicolaus, een Jodengenoot van Antiochië;
 dit woord behaagde Of, deze zaak. Hebreën.
,
 al de menigte; Grieks voor al de menigte.
,
 zij verkoren De verkiezing geschiedde door de gemeente, en de instelling door bevestiging bij de apostelen, vs.6.
,
  Stefanus Deze naam, alsook de zes volgende, zijn allen Griekse namen; waaruit enigen besluiten dat om de klachten van de Grieksen te beter weg te nemen, goedgevonden is de diakenen te verkiezen uit de Griekse Joden.
,
 des geloofs Of, getrouwheid, die in dit ambt voornamelijk vereist wordt.
,
 Filippus, Van dezen zie breder Hand. 8, 21.
,
  Nicoláüs, Sommige oude leraars menen dat deze is geweest dezelfde Nicolaus, waarvan men leest Rev 2:15 ; doch dit is onzeker.
,
 een Jodengenoot Grieks Proselytos; dat is, een aankomeling uit de heidenen tot den Joodsen godsdienst. Zie Mat 23:15 .
6Welken zij voor de apostelen stelden; en dezen, als zij gebeden hadden, legden hun de handen op.
 dezen, als Namelijk apostelen. Zie dergelijke Act 8:17 .
,
 legden hun Deze manier van oplegging der handen was bij de Joden gebruikelijk, als zij iemand zegenden, Gen 48:14 , als zij de beesten zouden opofferen om daarmede dezelve Gode als toe te eigenen, Lev 1:4 , en in het inhuldigen in ambten, Num 27:18 ; Deu 34:9 . Dezelfde manier heeft ook Christus gebruikt in het zegenen, Mat 19:13 , en de gemeente in het instellen van kerkedienaren, om daarmede dezelven Gode tot zijnen dienst toe te eigenen en den zegen Gods toe te wensen. Zie 1Ti 5:22 . Ook de apostelen in het geven der buitengewone gaven des Heiligen Geestes; Act 8:17 .
7En het woord Gods wies, en het getal der discipelen vermenigvuldigde te Jeruzalem zeer; en een grote schare der priesteren werd den gelove gehoorzaam.
 wies, en het Dat is, nam toe, ten aanzien van de veelheid zo der plaatsen waar het gepredikt werd, als der personen die het aannamen; Act 12:24 .
,
 priesteren werd Namelijk der gemene priesters, die zeer velen onder de Joden waren, Ezr 2:36 , waarvan een goed deel bekeerd werden; want meestal waren en bleven de overpriesters de heftigste vijanden der leer van het Evangelie.
,
 gelove gehoorzaam Dat is, de leer des geloofs; Gal 1:23 .
8En Stefanus, vol van geloof en kracht, deed wonderen en grote tekenen onder het volk.
 geloof en Hier wordt het woord geloof anders genomen dan in vs.7; namelijk zo voor kennis en toestemming der leer, als voor een vast betrouwen op de Evangelische beloften.
,
 kracht, deed Dat is, der uitnemende gaven des Heiligen Geestes, waardoor Hij krachtig onder de mensen werkt.
9En er stonden op sommigen, die waren van de synagoge, genaamd der Libertijnen, en der Cyreneërs, en der Alexandrijnen, en dergenen, die van Cilicië en Azië waren, en twistten met Stefanus.
 synagoge, genaamd Binnen de grote stad Jeruzalem waren vele synagogen en scholen, die alle met haar bijzondere namen onderscheiden werden, gelijk hedendaags bij ons de collegiën in Universiteiten.
,
 Libertijnen, Dit is geweest, zo het schijnt, een synagoge van Italiaanse Joden. Want de Italianen en Latijnen noemen Liberijnen degenen, die slaven geweest zijnde, in vrijheid zijn gesteld. Pompejus, de stad Jeruzalem vermeesterd hebbende, had vele Joden tot slaven weggevoerd naar Rome, welker nakomelingen, gleijk Philo getuigt, door den keizer Tiberius meest allen in vrijheid gesteld zijn, en is hun toegelaten een deel van de stad Rome over den Tiber te bewonen en daar synagogen te bouwen. Zodat deze Joden, zijnde Libertijnen, schijnen te Jeruzalem mede ene synagoge gehad te hebben, naar hunne gelegenheid genoemd.
,
  Cyreneërs Dat is, Joden, die in Afrika woonden in de stad Cyrene, gelegen in Lybië.
,
 Alexandrijnen, Dat is, Joden, die te Alexandrië in Egypte woonden, en die te Jeruzalem waren.
,
 twistten met Dat is, disputeerden met Stefanus over het stuk van den godsdienst.
10En zij konden niet wederstaan de wijsheid en den Geest, door Welken hij sprak.
 wederstaan de Dat is, niet overwinnen. Zie Mat 10:19 ; Luk 21:15 .
11Toen maakten zij mannen uit, die zeiden: Wij hebben hem horen spreken lasterlijke woorden tegen Mozes en God.
 maakten zij Grieks wierpen zij daaronder. Als zij met waarheid niet vermochten, keerden zij zich tot de valsheid. Zie dergelijke Mat 26:59 .
12En zij beroerden het volk, en de ouderlingen en de Schriftgeleerden; en hem aanvallende grepen zij hem, en leidden hem voor den raad; 13En stelden valse getuigen, die zeiden: Deze mens houdt niet op lasterlijke woorden te spreken tegen deze heilige plaats en de wet.
 stelden valse Namelijk tegen hem in den Raad.
,
 deze heilige Namelijk Jeruzalem, of den tempel of beide.
14Want wij hebben hem horen zeggen, dat deze Jezus, de Nazarener, deze plaats zal verbreken, en dat Hij de zeden veranderen zal, die ons Mozes overgeleverd heeft.
 deze Jezus, de Stefanus had niet gezegd dat Jezus zelf dat doen zou, maar dat door zijn oordeel en besturing dit van de heidenen zou gedaan worden; Luk 19:43 .
,
 verbreken, en Dit is ook alzo geschied omtrent veertig jaren daarna door de Romeinen. Zo had hij dan anders niet dan de waarheid gezegd.
,
 de zeden Dat is, de wet der ceremoniën, en die eigenlijk den staat der Joden aanging, hetwelk ook de waarheid was.
15En allen, die in den raad zaten, de ogen op hem houdende, zagen zijn aangezicht als het aangezicht eens engels.
 als het aangezicht Dat is, blinkende, of stralen van zich gevende. Want met zodanige aangezichten plachten de engelen te verschijnen; Mat 28:3 .
Copyright information for DutSVVA